Begaafdheid

Begaafdheid is een lastig begrip…… er circuleren meerdere definities in de wetenschappelijke literatuur. In de loop van de tijd ontstond er een beeld dat er naast een hoge intelligentie ook andere factoren belangrijk zijn om van begaafdheid te kunnen spreken.

Renzulli

In 1985 introduceerde Renzulli zijn multifactorenmodel (3-ringenmodel), waarin naast een hoge intelligentie ook motivatie (doorzettingsvermogen en taakgerichtheid) en creativiteit belangrijk waren. In zijn model wordt niet meer gesproken over hoge intelligentie maar over bovengemiddelde vaardigheden. Renzulli hanteert een ruimer begrip van de term hoogbegaafdheid.

Franz Mönks

Professor Franz Mönks heeft in 1988 omgevingsfactoren aan het model van Renzulli toegevoegd. Niet alleen persoonlijkheidsfactoren maar ook de omgevingsfactoren school, vrienden en gezin spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een kind.

Heller

Heller (1992) gaat er in zijn multifactorenmodel van uit dat naast de omgevingsfactoren ook een groot aantal niet-cognitieve persoonskenmerken een grote rol spelen om tot prestatie te kunnen komen. Niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken zoals stressgevoeligheid, werk- en leerstrategieën, zelfvertrouwen, faalangst, perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel, kritische instelling, regulering van vaardigheden en locus of control kunnen de prestaties van de begaafde leerling beïnvloeden.

Robert Sternberg

Volgens Sternberg is het IQ een te algemeen begrip en daarom onderscheidt hij 3 soorten intelligent gedrag (vaardigheden):

  • Analytische vaardigheden: vaardigheden die helpen bij het oplossen van ingewikkelde problemen…… een probleem snappen, inkleine stukjes opdelen en voor ieder deel een oplossing bedenken. De kleine stukjes bij elkaar vormen de oplossing voor het hele probleem.
  • Creatieve vaardigheden: vaardigheden die helpen bij het bedenken van creatieve (vaak nieuwe) oplossingen…….. anders dan anders.
  • Praktische vaardigheden: vaardigheden die gericht zijn op de resultaten van (denk)activiteiten……. wat je hebt bedacht ook uitvoeren.

Volgens Sternberg (2000) besteden scholen veel aandacht aan analytische vaardigheden en te weinig aan creatieve vaardigheden en praktische vaardigheden. Een goede schoolopleiding stelt leerlingen in staat zich evenwichtig te ontwikkelen: vaardigheden die ze al hebben nog beter te maken en vaardigheden die nog niet voldoende ontwikkeld zijn, juist te ontwikkelen.

Een begaafde kind heeft niet alleen een hoge intelligentie maar heeft ook specifieke kenmerken die te maken hebben met: ontwikkeling, leerstijl, interesses, vaardigheden, omgaan met de omgeving en persoonlijkheid. Daarnaast zegt de wetenschapper Sternberg (2003) dat begaafde kinderen ook sneller, dieper en anders denken. Zij lossen problemen sneller op, met andere oplossingsstrategieën. Begaafde kinderen moeten daarom steeds weer uitgedaagd worden en moeten passend onderwijs aangeboden krijgen. Als begaafde kinderen zich kunnen ontwikkelen, en kunnen zijn wie ze zijn, is dat goed voor het welbevinden van het kind maar ook waardevol voor de omgeving.